Van een bloeiende Romeinse garnizoensplaats naar een modern centrumgebied
ALPHEN AAN DEN RIJN – Het prille begin van Alphen aan den Rijn is de Hoge Zijde in het stadshart. Hier ligt tweeduizend jaar geleden het Romeinse castellum Albaniana met een flink dorp eromheen. De soldaten uit de kazerne en de burgers in het dorp wonen in een bloeiende gemeenschap, waarvan ook nu nog sporen te beleven zijn.
Hoewel allang bekend was dat er een castellum ‘ergens’ in het Alphense centrum moest liggen, is hier pas naar gezocht toen de hele Hoge Zijde op de schop ging. Het Romeinse castellum is aan de oever van de Oude Rijn gevonden, want de rivier ligt nog steeds op dezelfde plek als in de Romeinse tijd. Het centrum van Albaniana is hetzelfde gebied als het centrum van Alphen aan den Rijn. Tussen 1998 en 2002 is zoveel mogelijk opgegraven.
Romeins Alphen begint met de bouw van het castellum, ongeveer tussen het Omloopkanaal en de Castellumstraat. Naast het castellum, op de plek van de Adventskerk, staat een groot badhuis. Rondom het castellum, langs de Julianastraat van de rivier tot aan de Prins Bernhardlaan, wonen ambachtslieden en handelaren. Tussen de Paradijslaan en Hoflaan staan grote pakhuizen. In het Burgemeester Visserpark wonen ook burgers en daar is een begraafplaats. Een lokale weg loopt dwars door Albaniana en verder vlak langs de rivier. De ruime bocht in de Rijn wordt tussen het castellum en het Oog van Koudekerk ook afgesneden door de Limesweg.
Gebouwen van hout en leem
In de winter van 40-41 bepalen landmeters van een Romeinse technische legereenheid waar precies het nieuwe castellum moet komen. Een jaar later wordt de kade aangelegd met een steiger in de rivier. Het castellumterrein ligt tussen de Rijn, de Castellumstraat en het noordelijke deel van het Omloopkanaal. De nieuwelingen in het gebied maken gebruik van het oerbos langs de rivier voor de houtvoorziening. Dat levert een enorme kaalslag op.
Als eerste worden de omwalling en de poorten gebouwd, daarna pas komen de gebouwen aan de beurt. Elk gebouw heeft een diepe funderingsgreppel. Hierin worden rechthoekige houten staanders geplaatst. Tussen de staanders worden latten bevestigd. Vervolgens zijn twijgen tussen de palen gevlochten. Het vlechtwerk wordt met leem ingesmeerd. De houten vloeren worden op stevige balken gelegd. Tijdens de bouw wonen de manschappen in een groot tentenkamp.
De verovering van Britannia
Het eerste houten castellum Albaniana is voor de wetenschap heel belangrijk. Het gebeurt zelden dat een Romeins houten fort zo goed in de bodem bewaard blijft als in Alphen aan den Rijn. Dat komt door de hoge grondwaterstand in het veengebied. Omdat het hout zo goed bewaard is gebleven, kan het worden gedateerd door het tellen van de jaarringen van de boom waar de balken uit zijn gekomen.
De datering in de winter van 40-41 is een verrassing voor de archeologen. Dit is namelijk in de regeringsperiode van keizer Caligula die tot dan toe niet helemaal serieus is genomen. Uit het onderzoek blijkt echter dat Caligula wel degelijk plannen had om Britannia te veroveren en dat dit de reden is voor de bouw van het eerste Alphense castellum. Uiteindelijk is het echter keizer Claudius die met vier legioenen de oversteek maakt. Daarbij dient de Rijn als belangrijke transportroute.
Handelaren, ambachtslieden en horeca
Het eerste houten castellum wordt tijdens de Bataafse Opstand (69-70) verlaten en in brand gestoken. Het nieuwe tweede houten castellum is groter. Tussen ongeveer 70 en 120 is het garnizoen in dit castellum Cohors VI Breucorum uit de Balkan. Net als de Bataven leveren de Breuci veel cohorten met hulptroepen aan het Romeinse leger. Omdat het voor Albaniana om een vaste standplaats gaat, komt een heel gevolg van burgers met de eenheid van ongeveer 500 soldaten mee. Zij bouwen een vicus, een kampdorp, rond het castellum.
Langs de kade worden in ieder geval grote pakhuizen en loodsen gebouwd. Er zijn er twee opgegraven langs de Hoflaan in het zuiden van Albaniana. Hier zijn ook veel scherven van grote amfora gevonden, dus is het heel goed mogelijk dat de pakhuizen wijn of olijfolie in opslag hadden. Langs de weg staan ook huizen, met bedrijven aan de straatkant.
Vrouwen verdienen hun eigen kostje
Veel vrouwen zijn met hun partner meegekomen. Zij hebben hun kinderen en soms andere familieleden en slaven bij zich. Een soldaat mag niet trouwen, maar het is wel gebruikelijk dat zijn gezin een bijdrage van hem krijgt. Toch moeten veel vrouwen grotendeels hun eigen kost verdienen. Vrouwen hebben vaak voldoende opleiding om een ambacht uit te oefenen of om handel te drijven. In een kampdorp is als naaister, weefster of wasvrouw goed geld te verdienen. Ook in de horeca wordt veel geld verdiend, want Romeinse soldaten kunnen relatief veel geld uitgeven.
Vrijwel alle activiteiten in het kampdorp hebben met het Romeinse garnizoen te maken. Dat komt omdat het leger zo is ingericht dat veel zaken worden uitbesteed aan burgers. Er zijn werkzaamheden die niet in het leger worden uitgevoerd, zoals textielproductie, handel en visserij. Ook moet er voldoende voedsel voor de soldaten worden ingekocht, omdat niet alles daarvan kan worden aangevoerd over de rivier. Het is aan de kampcommandant om dit in goede banen te leiden.
Bouwinscriptie in steen
Vanaf het jaar 160 wordt castellum Albaniana herbouwd in steen. Dat wil zeggen dat de bedrijfsgebouwen allemaal in steen worden gebouwd, maar de zes lange soldatenbarakken langs de rivier blijven gewoon van hout en leem. Het Romeinse badhuis naast de zuidelijke poort is tegen het einde van de tweede eeuw ook van steen.
Als keizer Septimius Severus in het jaar 208 op inspectie langskomt is het castellum echter niet in goede staat. Daarom laat hij een grote renovatie van de muren en de poorten uitvoeren. Dit wordt vermeld op de bouwinscriptie op een kalkstenen plaat van de zuidelijke poort. Deze poortsteen is in het Archeologiehuis te zien.
De tekst van de door professor J.K. Haalebos vertaalde inscriptie luidt:
Keizer L. Septimius Severus Pius Pertinax Augustus, Opperpriester, bekleed met de macht van een volkstribuun etc., Vader des Vaderlands heeft met hulp van gedetacheerde soldaten van het Eerste Legioen voor de Cohors III Praetoria de muur met de poorten die van ouderdom ineengestort was, vanaf de grond herbouwd onder het gouverneurschap van Venedius Rufus.
Lees ook: Romeinse vondsten uit gemeente Alphen aan den Rijn zijn ‘overal en nergens’ te zien